Hoofdgebouw Het Laar. Het in oorsprong 18de-eeuwse blokvormig huis van vijf traveeën is in 1850 verbouwd en uitgebreid met een hoekvleugel waardoor het een asymmetrisch aanzicht verkreeg. Het op rechthoekige grondslag opgetrokken pand bestaat uit een rustica-souterrain en twee bouwlagen onder twee met geglazuurde Hollandse pannen gedekt schilddaken met gemetselde hoekschoorstenen. Het vijf traveeën brede gepleisterde en aan weerszijden door lisenen besloten gevelvlak aan de voor- en achterzijde heeft een risalerende middentravee onder een fronton en terzijde de iets vooruitspringende hoekvleugel van één travee met geblokte hoeklisenen. De regelmatige vensterindeling van deze gevels bestaat uit een getralied souterrainvenster, een achtruitsvenster met halfrondbovenlicht binnen een rechthoekig kozijn op de bel-etage en een zesruitsvenster op de verdieping. Alle vensters zijn met persiennes behangen. In de voorgevel is aan een zandstenen tientredige trap een dubbele toegangsdeur met roedenverdeling en een rondboog bovenlicht gevat in een eenvoudige omlijsting met consoles die een lijst dragen. Onder de trap een kelderingang. De detaillering van de witgeschilderde linkerzijgevel bestaat uit één vensteras met een souterrainvenster, een achtruits- en een zesruitsvenster, twee souterrainvensters en een blind venster (rechts); de witgepleisterde rechterzijgevel een kelderdeur, souterrainvenster en een kelderlicht, op de bel-etage twee achtruitsvensters en op de verdieping een zesruitsvenster. In het INTERIEUR is ondermeer van belang de nagenoeg oorspronkelijk plattegrond op de bel-etage met vierkante hal geflankeerd door kamers en een achterzaal; marmeren schouw in achterzaal; houten schouw hal en rechter zijkamer. [Bron: Rijksmonumentenregister, monumentnr.: 513540]